In een rijk van dominantie en onderdanigheid neemt een bloedmooie vrouw de leiding, haar vingers die vakkundig haar weelderige roze poesje verkennen. Haar partner, gebonden door een kuisheidsapparaat, wordt gedwongen toe te kijken hoe ze zich uitleeft vanuit de grenzen van een kooi. De verboden allure van haar genot wordt zijn straf, een wrede draai van verlangen en vernedering. De aanblik van haar ongeremde extase is zowel een verleidelijke tease als een harde herinnering aan zijn beperkte staat. Deze macht speelt zich af in een verleidelijk vertoon van vrouwelijke dominantie, waar plezier en pijn elkaar verstrengelen, en de lijn tussen hen. De sympathie vult zich met de symfonie van haar kreunen, elke tante van overgave en controle. Het spel van overgave van overgave, en overgave van zelfgenoegzaamheid, laat een scène van wellusheid en macht over aan de vrouwelijke dominantie. De scène laat een culminatie van zelfbeheersing en macht over.